donderdag 13 januari 2011

Een overval plegen

Toen ik een overval heb gepleegd, werd alles zwart voor mijn ogen. Zwart is misschien niet het juiste woord. Het juiste woord is tunnel. Ik zag de caissiere, ze zag mij. En tussen ons was er eigenlijk niets. Ik kan me haar nog goed herinneren. Ze had groene ogen, die zwaar waren opgemaakt. De angst was er in af te lezen. Misschien zeek ze op dat moment wel in haar broek, misschien stond het zweet op haar rug, misschien voelde ze alleen mijn pistool op haar slaap. Ik weet het niet, maar zorgde er alleen voor dat zij zich op mij bleef concentreren, op mij als moordwapen, op mij als inner. Ik had het geld nodig, ik had het haar niet aan willen doen, maar ze had geen andere keus. Ze moest me het geld geven, mijn tas vullen, de camerabeelden wissen, haar smoel houden, op de grond gaan liggen, ophouden met trillen. Hoe ik wegrende, hoeveel mensen ik omver ben gelopen, hoeveel mensen mij hebben herkend, ik heb geen idee. Ik trilde net als zij, had hetzelfde zweet op mijn rug staan als zij, en piste in mijn broek. Net als zij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten