dinsdag 18 januari 2011

Dialoog tussen werkgever en werknemer

Werknemer: “Dag, met  Ab. Ab Cent. Ik ben vandaag ietwat later op mijn werk.”
Baas: “Waarom heeft u dat niet aangevraagd?”
Werknemer: “Omdat ik niet kon voorzien dat ik me vanochtend zou verslapen, Hans.”
Baas: “Dat kost u wel een aantal uren. En ik word graag aangesproken met meneer Worst.”
Werknemer: “Kan dat niet onder ‘andere gevallen’, Hans Worst?”
Baas: “Ik hoef toch niet te betalen voor jouw slaap? En nogmaals, het is meneer Worst.”
Werknemer: “Nee, dat klopt. Ik ben er zo snel mogelijk, meneer. Meneer Worst.”
Baas: “Graag.”

Dialoog tussen stagebegeleider en student.

Stagebegeleider: B
Student: S
- Stagebegeleider zit autoritair achter bureau met benen over elkaar, als student aanklopt en binnenloopt -
B: Hallo, ga zitten. Hoe gaat het met je?
S: Ja, wel goed.
B: Oke, goed te horen. Hoe verloopt je stage?
S: Ja, wel goed.
B: En wat gaat er dan precies goed?
S: Ja, het gaat wel goed.
B: Dus je komt op tijd, leert veel en kunt goed opschieten met het personeel?
S: Ja, het gaat goed.
B: Heb je behoefte aan een gesprek als dit?
S: Ja, dat is wel goed.
B: Waarom heb je voor dit bedrijf gekozen?
S: Ja, omdat het goed is.
B: Wat is er precies goed aan dan? Wat maakt het voor jou zo ideaal?
S: Ja, het is gewoon goed.
B: Oke, en waarom dan?
S: Ja, gewoon, goed.
B: Nou, laten we je beoordeling maar even doornemen. Ik zie dat je niet vaak op tijd komt, nog weinig hebt gehaald en dat je een grote mond hebt.
S: Ja, ik vind het wel goed. Doei.

donderdag 13 januari 2011

Persbericht

VROOMSHOOP - Een 20-jarige vrouw uit het Twentse dorp Vroomshoop is gistermiddag op heterdaad betrapt toen ze midden in een winkel een zwangerschapstest deed. De vrouw zat op haar hurken in een hoek van de winkel toen een winkelmedewerker haar ontdekte. Toen de vrouw in de gaten had dat ze gesnapt was, snelde ze met haar broek op haar enkels de winkel uit. De politie zoekt meerdere getuigen. Naar de vrouw ontbreekt nog ieder spoor. De vrouw is een bekende van de politie en zou al meerdere malen vast hebben gezeten voor onder andere openbaar dronkenschap en wildplassen.

Even voorstellen

Wie is Nienke? 
Ik ben twintig jaar en studeer Journalistiek aan het Windesheim in Zwolle. Ik zit inmiddels in 3HBO en volg momenteel de creatieve minor 'Verhalen'. Ik kom uit een liefdevol gezin en heb één broertje, Ruben. Sinds anderhalf jaar heb ik een relatie met mijn lieve vriend Merlijn. Buiten school om besteed ik mijn tijd aan werken bij de c1000 achter de kassa, schrijven, zingen, sporten en leuke dingen doen met mijn vriend en vriendinnetjes.

Waarom heeft ze een blog aangemaakt?
Ik vind het belangrijk dat mensen kennis maken met taal. En dan het liefst taal op een andere manier. Taal met beeld. Taal waarmee je een verhaal kunt vertellen. En dat probeer ik te doen, vanuit verschillende perspectieven.

Waarom heet haar blog Noenke? 
Ik heb mijn blog Noenke genoemd, omdat ik de 'o' mooier vind dan de 'i'. En eigenlijk is de naam onstaan doordat mijn vriend me allerlei koosnaampjes geeft. We verzinnen samen gekke woorden en parodien en dus onstond ook mijn bijnaam, Noenke. Het is bol, vol en het staat affer.

Wat is je kwaliteit?
Een kwaliteit van me is dat ik me goed kan inleven in mensen, gebeurtenissen en voorwerpen. Ik kruip als het ware in iemand anders' huid om na te gaan wat diegene gedacht moet hebben. Dat maakt me een persoon die zich makkelijk aan kan passen, die een ander makkelijk begrijpt. Dat maakt me iemand met inlevingsvermogen.

Een overval plegen

Toen ik een overval heb gepleegd, werd alles zwart voor mijn ogen. Zwart is misschien niet het juiste woord. Het juiste woord is tunnel. Ik zag de caissiere, ze zag mij. En tussen ons was er eigenlijk niets. Ik kan me haar nog goed herinneren. Ze had groene ogen, die zwaar waren opgemaakt. De angst was er in af te lezen. Misschien zeek ze op dat moment wel in haar broek, misschien stond het zweet op haar rug, misschien voelde ze alleen mijn pistool op haar slaap. Ik weet het niet, maar zorgde er alleen voor dat zij zich op mij bleef concentreren, op mij als moordwapen, op mij als inner. Ik had het geld nodig, ik had het haar niet aan willen doen, maar ze had geen andere keus. Ze moest me het geld geven, mijn tas vullen, de camerabeelden wissen, haar smoel houden, op de grond gaan liggen, ophouden met trillen. Hoe ik wegrende, hoeveel mensen ik omver ben gelopen, hoeveel mensen mij hebben herkend, ik heb geen idee. Ik trilde net als zij, had hetzelfde zweet op mijn rug staan als zij, en piste in mijn broek. Net als zij.

Een kind krijgen

Toen ik een kind kreeg, blies ik mijn haren uit mijn gezicht, die vastgeplakt zaten aan mijn slapen. Ik pufte, steunde, kreunde en liet de slaap niet toe. Het kindje dat ik vasthield was van mij en ik wilde er zo lang mogelijk van genieten. Slapen kon altijd nog. Mijn witte t-shirt was besmeurd met bloed en slijm en het kon me niets schelen. Ik kan me herinneren dat mijn vriend naar me lachte toen hij haar navelstreng doorknipte. Ik vond het fijn dat hij dat deed, ik vertrouwde het hem toe.

Ik had nog niet zo heel lang geleden last gekregen van mijn buik, mijn rug deed al wel een aantal uren zeer. Hij had me gemasseerd en me gerustgesteld, ze zou nog lang niet komen. Maar een paar uur later veranderde zijn mening, hij zette me in de auto en ik was nog maar net op tijd op de kraamafdeling. 'Een ruggeprik!' had ik geschreeuwd, en was gaan huilen toen ik het niet kreeg. Het was te laat om dat nu nog te doen. 'Gelul', dacht ik. Het was een helse pijn, ik werd zelfs ingeknipt en naar het blijkt na de bevalling weer dichtgenaaid, maar dat kan ik niet zeggen, dat kan ik me niet herinneren. Maar toen ze er was, en toen ze op mijn buik gelegd werd, vergat ik vrijwel alle pijn. Het duurde hooguit tien minuten, tien minuten zeurende pijn. Maar haar tere lichaampje was me genoeg. Ik had het voor haar over gehad. Ze was mijn prinsesje.

Eenzaam doodgaan

Toen ik eenzaam dood ging, wist ik dat zoiets zou gebeuren, ooit. Ik lag niet in bed. Lag niet opgebaard. En er was niemand die mij mijn mooiste kleren aandeed. Er was ook niemand die zich bekommerde om mijn spullen. Er was niemand die mijn televisie wilde hebben, of mijn bank, waar ik getrouw op zat te zappen. Er was ook niemand bij de supermarkt om de hoek die zich afvroeg waar ik bleef. Waarom mijn boodschappen in de schappen bleven staan. 

Vier jaar lang heb ik in mijn eigen huis gelegen. Met mijn neus in het tapijt, dat kriebelde, maar niezen kon ik niet. Krabben evenmin. 

Er kwamen mensen in mijn huis, van de gemeente. Een man en een vrouw die al mijn lades doorzochtten naar een uitvaartverzekering, naar geld. Uiteindelijk kwam er zelfs een schoonmaakbedrijf die de ruimte grondig schoonmaakte.

Toen ik klein was, fantaseerde ik altijd al over hoe het zou zijn als ik groot was. Mijn eigen huis had. En naarmate ik ouder werd, en over later nadacht, ging dat steeds meer gepaard met mijn fascinatie voor de dood. Ik wist dat er met mij, en met de dood, iets aan de hand was. Er was iets tussen ons dat anders zou zijn dan bij een gemiddeld mens. Dan bij mijn buren bijvoorbeeld. Af en toe dacht ik zelfs, als ik door een bos fietste, dat ik dan gegrepen zou worden. Dat ik iemand was die in het nieuws zou komen, omdat ik vermist werd. En stiekem hoopte ik dat ook ergens, maar ik wist dat het nooit zou gebeuren.

12 augustus 2007
Twee mannen lopen door mijn huis en maken verschillende foto’s, zoeken in dozen en lades en proberen telefoonnummers te bemachtigen. Naast half opgebrande sigaretten, oude kranten en een hele verzameling postzegels, wordt toch mijn polis en een testament gevonden. Al snel wordt duidelijk dat het om een eenzame dode gaat. Om mij. Niemand die mijn begrafenis voor zijn rekening neemt.